Strijd tegen genitale verminking aanzienlijk opgevoerd
Wetsvoorstel Els Van Hoof gestemd in commissie Volksgezondheid

België kampt met een stijgende problematiek van genitale verminking bij meisjes en vrouwen. In ons land wonen 17.273 vrouwen en meisjes die waarschijnlijk besneden zijn en nog eens 8.644 die dat risico lopen. Om een halt te roepen aan deze barbaarse praktijken, stemde de commissie Volksgezondheid zonet het wetsvoorstel van CD&V-Kamerlid Els Van Hoof. De strijd tegen genitale verminking wordt op twee fronten aangepakt. “Allereerst breiden we het spreekrecht van zorgverstrekkers en medici uit zodat ze gevallen van genitale verminking altijd kunnen melden. Ze kunnen dus hun beroepsgeheim doorbreken. Verder komt er ook een verplichte registratie in het medisch dossier van de patiënt. Dit is een enorme sprong voorwaarts om potentiële slachtoffers beter te beschermen.”, aldus Van Hoof.

In België worden bepalingen rond het beroepsgeheim geregeld via artikel 458bis van de Belgische strafwet. Beroepsbeoefenaars die weet hebben van misdrijven zoals genitale verminking ten aanzien van minderjarigen of op een persoon in een kwetsbare positie, kunnen hun beroepsgeheim doorbreken. “De huidige regelgeving omtrent het spreekrecht van medici en zorgverstrekkers wordt uitgebreid zodat ze gevallen van genitale verminking altijd kunnen melden. Zorgverleners en medici zullen dus de mogelijkheid krijgen om hun beroepsgeheim te verbreken in alle gevallen van VGV, ongeacht de leeftijd op positie van het slachtoffer.”, legt Van Hoof uit. Het gaat om een spreekrecht en dus niet om een spreekplicht. Het beroepsgeheim blijft dus overeind voor zorgverstrekkers die dat wensen. Maar een zorgverstrekker mag voortaan aan de alarmbel trekken en melden aan de procureur des Konings dat hij ervan overtuigd is dat ofwel een minderjarige of een volwassen vrouw ernstig risico loopt op vrouwelijke genitale verminking. Hierop kan dan een strafonderzoek worden geopend en kunnen er maatregelen genomen worden om het mogelijke slachtoffer te beschermen. Van Hoof licht verder toe: “Het gebeurt echter dat vrouwen vragen om na hun bevalling soms opnieuw worden dichtgenaaid, de zogenaamde herinfibulatie. Het moet voor iedereen duidelijk zijn dat dergelijke handelingen – ongeacht leeftijd en frequentie dat ze worden uitgevoerd – nooit getolereerd mogen worden.”

Daarnaast ontbeert het ons land momenteel aan een accurate en consequente registratie van de vaststelling van VGV binnen onze ziekenhuizen. Nederland kent sinds 2010 bijvoorbeeld wel een nieuwe dataset voor de registratie van gegevens van VGV. Ook Frankrijk kent een PMI-systeem (‘Protection Maternelle et Infantile’) gebaseerd op duidelijke richtlijnen voor artsen, huisartsen, verloskundigen en gynaecologen. “Hoewel België sinds 1990 wel een verplicht registratiesysteem kent voor ziekenhuisopnames en daghospitalisaties, kunnen we niet om de vaststelling heen dat gegevens van VGV in het medisch dossier van patiënten momenteel niet gebeurt.”, stelt Van Hoof vast. Meer en betere accurate registratie, zoals men bijvoorbeeld doet in de twee bestaande referentiecentra te Sint-Pieter en Gent, moet ons op termijn in staat stellen gerichter beleid te voeren om bij te dragen tot een multidisciplinaire totaalaanpak die zowel gericht is op preventie, behandeling, begeleiding en wetenschappelijk onderzoek van en rond VGV. Momenteel bestaat onder gezondheidszorgberoepsbeoefenaars nog veel onwetendheid rond VGV. Een verplichting tot registratie zal artsen meer alert maken voor deze problematiek. Het zijn vooral de gynaecologen en kinderartsen die in een ziekenhuiscontext vaststellingen rond genitale verminking kunnen doen bij jonge meisjes en vrouwen. “Het is belangrijk dat zij hier aandacht voor hebben, zodat zij de meisjes en vrouwen in kwestie zo goed mogelijk kunnen bijstaan zowel wat het psychologische als fysieke aspect betreft van genitale verminking.”, aldus de Leuvense politica.