Het staat buiten kijf dat de oorlog in Oekraïne een humanitair drama is voor vele Oekraïners. Families worden uiteengerukt, woonblokken worden vernield in een seconde, de lijken stapelen zich op in de straten van Boetsja of Marioepol… Het is duidelijk dat de oorlog diepe wonden slaat.
Toch zijn de gevolgen van deze zinloze oorlog ook voelbaar voor gezinnen ver buiten Oekraïne. Volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) dreigt de voedselzekerheid zwaar te zullen lijden door de oorlog in Oekraïne, en dat is geen toeval. Oekraïne en Rusland zijn samen verantwoordelijk voor 30 procent van de wereldwijde tarwe-export, 32 procent van de gerstexport, 17 procent van de maïsuitvoer en 75 procent van de wereldwijde uitvoer van zonnebloemolie. Het geweld in deze ‘graanschuur’ heeft de prijzen van bijvoorbeeld tarwe en gerst al doen stijgen met respectievelijk 20 en 30 procent.
Toch speelt meer dan enkel de oorlog in Oekraïne alleen. Een combinatie van torenhoge inflatie en een economisch herstel dat sneller gebeurde dan verwacht, joeg de voedselprijzen al omhoog. Door speculatie werden de prijzen dan nog eens kunstmatig opgedreven, en de werkloosheid ten gevolge van corona maakte de situatie nog schrijnender. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het conflict in Oekraïne extra hard inhakt op de voedselzekerheid.
Internationale organisaties die normaal hulp bieden zoals de FAO en het Internationaal Fonds voor Landbouwontwikkelingen, kampen zelf ook met tekorten door de explosieve voedselprijzen. Gevreesd wordt dat de Russische agressie hongerslachtoffers zal maken ver weg van Oekraïne, in streken die al zwaar leden onder de coronacrisis en interne conflicten. Conflictgebieden als Syrië, Jemen of Afghanistan, maar ook de hele Oost-Afrikaanse regio, die voor 90 procent afhankelijk is van tarwe uit Oekraïne en Rusland en kampt met de ergste droogte in 40 jaar. Een golf van honger dreigt.
Tegen die sombere vooruitzichten is het meer dan ooit noodzakelijk om meer te investeren in ontwikkelingssamenwerking. In 2020 ging 0,47 procent van het Belgische bni naar ontwikkelingssamenwerking. Hiermee zit België dan wel boven het globale gemiddelde (0,32), maar op Europees vlak zitten we onder het gemiddelde van 0,5 procent. Nochtans heeft België zichzelf wettelijk de verplichting opgelegd om tegen 2030 0,7 procent van het bni aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. Tussen woorden en daden ligt echter een wereld van verschil. In de periode 2016 tot 2019 daalden de Belgische uitgaven. In 2020 kon wel weer een stijging worden waargenomen, maar het resultaat (0,47) ligt nog altijd ver onder de vastgelegde drempel van 0,7.
Ook voor dit jaar ziet het er niet goed. De Nationale Bank voorspelt dat de Belgische economie door de Oekraïne-crisis licht zou krimpen in het tweede kwartaal, wat meer dan waarschijnlijk ook de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking negatief zal beïnvloeden.
In 2019 al keurde de Kamer mijn resolutie goed waarin de regering werd opgeroepen een concreet groeiplan uit te tekenen om de 0,7-doelstelling in 2030 daadwerkelijk te halen. Een groeipad tegen 2030 werd voorzien in het regeerakkoord. Drie jaar later is dat doel nog steeds niet in zicht en de regering werkte nog geen voorstel uit. Nog voor de oorlog in Oekraïne werd verwacht dat de uitgaven voor 2022 slechts 0,42 procent van het bni zouden bedragen.
Als België echt een voortrekkersrol wil spelen in de strijd tegen honger, dan is het nodig nu tot acties over te gaan. Een golf van honger dreigt, het momentum is er dus. Waar wachten we nog op? Wat is de zin van engagementen als men ze niet nakomt? En tot slot ook nog dit: wie honger in Afrika of het Midden-Oosten een te-ver-van-zijn-bedshow vindt, kan denken aan de vluchtelingenstromen die op gang zullen komen ten gevolge van instabiliteit die voedseltekorten en armoede in ontwikkelingslanden zullen teweegbrengen. De strijd tegen honger is dus ook onze strijd. België besloot na de Russische inval meer te gaan investeren in defensie. Laten we hetzelfde doen voor de strijd tegen honger.
(Opinie in De Morgen, 14 april 2022)